De Hemel & Aarde Winkel begint in 1972, in Pottstown, Pennsylvania, als bij graafwerkzaamheden een skelet en wat voorwerpen, zoals een mezoeze, worden aangetroffen – wat de politie ertoe brengt de enige joodse inwoner van het stadje te ondervragen. Het onderzoek wordt echter bemoeilijkt wanneer de plaats delict wordt weggevaagd door orkaan Agnes. McBride keert vervolgens terug naar het Pottstown van de jaren twintig en dertig en beschrijft het leven van de inwoners van de overwegend arme zwarte en joodse wijk Chicken Hill. Het joodse echtpaar Moshe en Chona Ludlow zijn eigenaar van een theater met danszaal, en van een kruidenierswinkel, De Hemel & Aarde Winkel. Een van de zwarte inwoners vraagt de Ludlows om een dove jongen, Dodo, te verbergen voor de autoriteiten die hem willen opnemen in een beruchte psychiatrische inrichting. De plaatselijke arts, lid van de Ku Klux Klan, heeft racistische, xenofobe motieven en wordt helaas door veel blanke inwoners gesteund in zijn beleid. De zwarte en joodse dorpsbewoners komen uiteindelijk in actie om de jongen te helpen.