Malamud geldt als een van de belangrijkste vertellers van de Joods-Amerikaanse literatuur en ontving voor zijn werk zowel de National Book Award als de Pulitzer Prize. Zijn drie mooiste romans, De bediende, De fikser en De huurders, vangen het leven van Joden in de twintigste eeuw op ontroerende, soms gruwelijke en tragikomische wijze.
De bediende
Morris Bober, een kruidenier met een armzalig bestaan in New York, wordt overvallen door Frankie Alpine, een uit Italië afkomstige kleine boef. In een opwelling van berouw besluit Frankie Morris te helpen in diens strijd om het bestaan.
De fikser
De Joodse Jakov Bok verlaat zijn geboortedorp om in Kiev werk te zoeken. Hij is de ‘fikser’ van kleine karweitjes, met weinig kansen om verder te komen in de wereld. Na zijn aankomst wordt in Kiev een Russisch jongetje om het leven gebracht, en via pamfletten beschuldigt de geheimzinnige organisatie de ‘Zwarte Honderd’ de Joden van de rituele moord.
De huurders
Harry Lesser, de enige huurder in een vervallen flatgebouw, schrijft aan zijn roman alsof zijn leven ervan afhangt. Maar zijn pogingen om een meesterwerk te creëren worden bemoeilijkt als Willie Spearmint in het gebouw komt wonen. Harry en Willie blijken artistieke rivalen en de wankele vrede tussen de buren komt onder druk te staan.