De jongen onderzoekt hoe sociale machtsstructuren een relatie binnendringen met elementen van dominantie en onderwerping. Gerge portretteert de twee hoofdpersonages en hun tekortkomingen met tederheid, laster en absurde humor. De verteller is een jonge man wiens naam we niet aan de weet komen. Hij studeert filmstudies aan een universiteit, werkt extra als nachtportier en heeft een ietwat onhandig verleden in een provinciestadje waar alleen maar op wordt gezinspeeld. Hij schept er plezier in om mensen te laten lijden. Of liever gezegd: een specifieke persoon. Hij noemt haar de jongen, en ze zit schuin voor hem in de collegebanken en heeft zo haar mening over de docent. De twee beginnen een consensuele relatie waarbij de jongen regelmatig seksueel vernederd en met een riem geslagen wordt, terwijl er een grote mate van dagelijkse controle over hem wordt uitgeoefend. De roman beschrijft de relatie gedurende het jaar waarin deze ongeveer voortduurt.